1.
Door jou gemaakt en jij hebt mij negen maanden gedragen.
Heb jou DNA.
Ik ben van jouw vlees en bloed.
Ik was het kind, waar jij afstand van hebt gedaan.
Ik was het kind dat wees werd.
2.
Niet in jouw moederschoot gezeten.
Ben geen bloedverwant van jou.
Maar ik ben, groot gebracht door jou.
Met open armen ontvangen en welkom geheten.
Van geen familie, naar wel een familie.
3.
Ik heb er twee.
Twee moeders omdat ze beide belangrijk waren.
Bij de ene moeder groeide ik op in de buik en was ik verbonden met de navelstring.
De andere moeder heeft mij van een ruwe diamant, naar een zachte diamant gemaakt.
Door middel van zorgzaam te zijn en de lijnen uit te zetten.